
Na de start van de ontginning van polder Vuijlcop (1131) wordt in 1139 het volledige recht van de polder aan de enkele jaren ervoor opgerichte Norbertijnerabdij van Mariënweerd bij Beesd gegeven. De polder wordt soms ook Beneden-Tull genoemd.
Geleidelijk aan worden de Schalkwijkse ontginningen verdeeld in gerechten. De polders Vuijlcop en de Knoest vallen onder het gerecht Vuilkop. Ook de helft van de restontginning De Geer wordt bij het gerecht gevoegd (bron).
Kloosterboerderij
In 1261 staat in de polder een kloosterboerderij die Schonauwen heet. Het vormt de uitvalsbasis van de Norbertijnerabdij van Mariënweerd voor het ontginningsgebied. De boerderijen zijn in lintbebouwing langs de Houtensewetering (Schonauwsedijk) gebouwd. Het land loopt door tot aan de Schalkwijksewetering. In het laagste deel van de polder is De Hoon te vinden, die voor centrale afwatering zorgt. In het jaar 1240 zou de boerderij er staan onder de naam Weteringe (bron).
De lagere rechtsmacht
In 1271 wordt de lagere rechtsmacht van het gerecht Vuilkop door de Norbertijnerabdij van Mariënweerd in leen gegeven aan de Heer van Kuilenborg. Die geeft het voor hem afgelegen gebied weer in onderleen aan zijn broer en nakomelingen. Vanaf 1306 krijgen ze ondersteuning van een schout (bron).
Uitvalsbasis voor de nieuwe gerechtseigenaren is het Huys van Blancouwen. Deze naam is mogelijk een spelfout geweest. (De B en dubbel S lijken op elkaar). In elk geval wordt ditzelfde huis later Schonauwen genoemd. Er wordt dan een woontoren gebouwd, welke aan het eind van de 14e eeuw overgaat in kasteel Schonauwen.
Naamgeving
Afwisselend wordt er gesproken over Vuilkop, Schonauwen en de Wetering en dan nog in verschillende varianten. De ene keer spreekt men over de polder, de andere keer over het gerecht en soms over de naam van de eigenaar. Het duurt tot de 16e eeuw voordat de naam Schonauwen het vaakst wordt gebruikt (bron).
Tussen het jaar 1374 en 1398 krijgen kasteel en gerecht dezelfde eigenaar. De hogere rechten vallen vanaf ongeveer het jaar 1400 onder de Stevensabdij in Utrecht. De abdij was al sinds 1327 grootgrondbezitter in de polder en verkreeg rond de eeuwwisseling de rest van het bezit (bron).
Aan het eind van de middeleeuwen staat er ook een huis Leijenburg aan de Houtensewetering. Hier woont familie van de eigenaren van kasteel Schonauwen.
Ambachtsheren gerecht Schonauwen
In de 16e eeuw valt de macht van de Bisschop van Utrecht weg en wordt de rol van de Stevensabdij kleiner. De lagere rechtsmacht komt in handen van een ambachtsheer. Er volgen verschillende eigenaren van het kasteel en gerecht Schonauwen, waarbij uiteindelijk de ambachtsheerlijkheid (het gerecht) in handen komt van de familie van Baarn. In 1557 wordt het schepenrecht ingevoerd in Schonauwen. Er is dan een schout met vijf schepenen.
In 1631 wordt het kasteel en de ambachtsheerlijkheid verkocht aan Johan van Renesse van der Aa. In 1667 koopt Hendrik van Reede van Renswoude de ambachtsheerlijkheid. In 1682 vindt er een ruil plaats tussen de heerlijkheid Schonauwen en De Lier, waarna Adam van Lokhorst de nieuwe ambachtsheer wordt (Bron). Via verschillende families komt het kasteel in handen van Nicolaas van Bronkhorst, die in 1727 het kasteel splitst van de ambachtsheerlijkheid. De familie Lestevenon is de nieuwe gerechtseigenaar.
Plunderingen en geweld
In het jaar 1589 worden de boerderijen langs de Houtensewetering geplunderd. De ruiters en knechten hadden zich bij Herberg De Engel in Houten verzameld. Tijdens de plundering van Houten in 1673 is minimaal één boerderij aan de Houtensewetering geplunderd.

Franse tijd en later
In 1785 koopt de familie Warin de ambachtsheerlijkheid. Zestig procent van de grond in Schonauwen is nog eigendom van de kapittels en kloosters, wanneer in het voorjaar van 1797 de Fransen de boerderijen overhevelen naar de provincie. Boeren langs de Houtensewetering (destijds Schonauwensedijk) kunnen hun boerderij kopen en doen dat dan ook.
In de eerste helft van de 19e eeuw blijkt er bij een deel van de boeren onvoldoende geld te zijn, om hun boerderij over te kunnen dragen aan hun nakomelingen. De grootgrondbezitters (renteniers) kopen de boerderijen op.
Johan Ortt wordt in 1846 ambachtsheer, maar dit is dan een ceremoniële functie. Schonauwen had toen al een burgemeester en het gerecht was een gemeente.
Eigenaren gerecht Schonauwen
1139 | Norbertijnerabdij van Mariënweerd | 22-2-1579 | Kornelis van Baarn |
1271 | Hubert van Beusichem | 16-5-1581 | Maria van Baarn |
1271 | Dirk Splinter van Beusichem | 16-5-1581 | Petronella van Baarn |
21-12-1306 | Hubrecht van Schonauwen | 28-9-1629 | Rudolf Raitz von Frentz |
1312 | Clementia van Beusichem van Schonauwen | 29-4-1631 | Johan van Renesse van der Aa |
1353 | Jan I van Leijenburg (van Schonauwen) | 4-2-1640 | Agnes van Renesse van der Aa |
1368 | Otto van Schonauwen | 17-10-1663 | Jacob van Wassenaer Obdam |
1394 | Jan van Schonauwen | 13-6-1665 | Jacob van Wassenaer Obdam (zoon) |
7-4-1423 | Otto van Schonauwen | 23-4-1667 | Hendrik van Reede van Renswoude |
7-5-1423 | Petronella Sloyer | 15-3-1670 | Frederik van Reede van Renswoude |
27-9-1433 | Willem van Zuylen van Nijeveld | 27-6-1682 | Adam van Lokhorst |
29-6-1481 | Willem van Nijeveld Willemsz | 19-4-1709 | Vincent Maximiliaan van Lokhorst |
18-6-1493 | Willem van Nijeveld en Schonauen | 6-8-1709 | Bàrend Willem Ploos van Amstel |
17-7-1497 | Roelof van Baarn | 19-11-1721 | Nicolaas van Bronkhorst |
9-4-1521 | Joost van Baarn | 1727 | Daniël Willem Lestevenon |
4-12-1549 | Roelof van Baarn | 1785 | Antoni Warin |
18-10-1559 | Gijsbert van Baarn |
Deze pagina is gewijzigd op 27 december 2020