In de 19e eeuw waren de doorgaande wegen van Utrecht naar Schalkwijk en van Houten naar Beusichem tijdens natte winters slecht begaanbaar. Daarop werd de wegen verhard. De nieuwe wegen werden o.a. betaald met tolgeld. Tolheffing werd ingevoerd bij Houten, Schalkwijk, ’t Goy en Utrecht. Hiervoor werd wel eerst overlegd met Gelderland.
Utrecht – Schalkwijk
Tolheffing werd in 1841 ingevoerd op de weg van Utrecht naar Schalkwijk. In Utrecht stond een tolpost bij het begin van het Houtensepad bij de Gansstraat en op de kruising Herenweg/de Poort in Houten eveneens.

Ook werd tol ingevoerd op de oude kruising van de Trip met de Korte Uitweg. De huidige kruising is van later en is enkele tientallen meters verlegd. Op 1 januari 1907 was de geldlening afgelost en ging de weg over in handen van de provincie Utrecht. De tolheffing werd gestopt. Het tolhuis bij de Herenweg is nog lange tijd als woning in gebruik geweest. In september 1968 kwam in het huis een echtpaar om het leven door koolmonoxidevergiftiging. In mei 1974 is het afgebroken.
Houten – Beusichem
Een verharde weg werd ook aangelegd van Houten naar Beusichem. Op de kruising waar de Beusichemseweg, de Kapelleweg en de Zuwedijk samenkwamen, stond vanaf 1842 een tolpost. In de nacht van 24 op 25 juni 1843 wordt om 2 uur tolgaarder J. Libosan in ’t Goy overvallen. Hij moet 200 gulden afstaan. Er volgt een vechtpartij, waarbij de vrouw van de tolgaarder wakker wordt, een klap oploopt en vlucht. De overvaller die het gevecht wint, doorzoekt de woning, maar vindt het tolgeld niet.1
Omdat de tolopbrengsten te gering blijken om de lening af te lossen stopte op 1 januari 1857 de tolheffing. Het tolhuis op de Kapelleweg krijgt op 30 april 1970 te maken met brand en werd daarna gesloopt. De bewoners verhuisden naar het Oude Station van Houten.
De tolgaarder
De tolgaarder moest zich houden aan richtlijnen die waren opgesteld op 30 september 1840 en herbekrachtigd op 10 november 1868. Zo moest hij de passanten menselijk benaderen en zo kort mogelijk ophouden. Ook moest hij ’s nachts de boom openen als iemand zich zou melden. De tolgaarder was dus altijd aan het werk of moest een vervanger regelen. De tolgaarder was bevoegd om bekeuringen uit te delen. Er moest direct worden betaald en niemand mocht op krediet passeren.2

Toltarief
Het passeren van de tol had voor iedereen een andere prijs. Uit een tarieflijst van 1904 is te lezen dat er ongeveer 20 soorten tarieven waren, die moesten worden betaald bij de tol van Schalkwijk, Houten en Utrecht. De tol in Houten had de halve prijs ten opzicht van Schalkwijk en Utrecht.
Vrijgesteld van tolheffing waren diegenen die in dienst van de Nederlandse Staat werkzaam waren en boeren in de omgeving van de tolpost. Maar iedereen moest verder betalen. Hieronder enkele voorbeelden van de tarieven uit 1904.3 De tarieven lijken hetzelfde te zijn als die in 1831 landelijk waren vastgesteld.
| Passage van | Schalkwijk | Houten | Utrecht |
|---|---|---|---|
| Paard | 5 cent | 2,5 cent | 5 cent |
| Schaap of geit | 1 cent | 0,5 cent | 1 cent |
| Kudde schapen | 50 cent | 25 cent | 50 cent |
| Hondenkar | 1,5 cent | 1 cent | 1,5 cent |
| Paardenrijtuig afhankelijk van het gewicht en per paard | 5 tot 20 cent | 2,5 tot 10 cent | 5 tot 20 cent |
| Arreslee per paard | 5 cent | 2,5 cent | 5 cent |
| Mallejan per paard | 7,5 tot 15 cent | 4 tot 7,5 cent | 7,5 tot 15 cent |
| Diligence of postwagen afhankelijk van de grootte en per paard | 10 tot 15 cent | 5 tot 7,5 cent | 10 tot 15 cent |
| Auto | 10 cent | 5 cent | 10 cent |
| Motor | 2,5 cent | 1,5 cent | 2,5 cent |
| Fiets | 10 cent | 5 cent | 10 cent |
Noten
- Algemeen Handelsblad, 29-06-1843 ↩︎
- Het Utrechts Archief 15-137, Instrukties voor de tolgaarders, 1840, 1868 ↩︎
- Het Utrechts Archief 15-139, staten van toltarieven, 1847-1904 ↩︎
Deze pagina is gewijzigd op 22 december 2024
