In de middeleeuwen vindt in fases de bedijking van de Lek plaats. Langs de rivier worden voorkades aangelegd, die de kans op overstroming moeten verminderen. Doel is om het rivierwater af te voeren en het achterliggende land te beschermen. De kades liggen in het gouw Lek en IJssel en de heer van Goye heeft daarbij een belangrijke rol.
Deze kades hebben onderhoud nodig. Zowel de bisschop van Utrecht als de Graaf van Holland werkten samen om dit te realiseren. Na diverse overstromingen komen er verder van de rivier nieuwe voorkades, die uiteindelijk de Lekdijk vormden.
Vroegste samenwerkingsverbanden
Onderhoud Rijndam bij Wijk bij Duurstede
De eerste samenwerking tegen overstromingen functioneert vanaf 1122 of iets later. Dit betrof in eerste instantie het onderhoud van de dam bij Wijk bij Duurstede, maar breidde zich uit tot een groot stuk van de Lekdijk1 en de dijken langs de Hollandse IJssel.
Dijken langs de Lek en de Hollandse IJssel
Na de overstroming van 1233 (en/of 12302) werken de graaf van Holland en de Bisschop samen om de dijk tussen Amerongen en Schoonhoven en de dijken langs de Hollandse IJssel te onderhouden en versterken. Er is dan een dijkgraaf, terwijl college’s van heemraden elk een deel van de dijk verzorgen.3
Langs de Lekdijk is er ook sprake een dijkgraaf. Deze bisschoppelijke dijkgraaf wordt ondersteund door heemraden van adellijke afkomst. Het hoogheemraadschap dat dan functioneert neemt ook het onderhoud van de dam bij Wijk bij Duurstede over.4
Oprichting Hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams
Wanneer in 1322 de dijk bij Vreeswijk meermalen doorbreekt, volgt een reorganisatie van het Hoogheemraadschap dat over deze dijk gaat. Er wordt in 1323 een schouwbrief gepubliceerd, waarin het onderhoud en toezicht in een reglement worden vastgelegd. De datum 11 november 1323 wordt als oprichtingsdatum van het Hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams beschouwd.

Het nieuwe hoogheemraadschap gaat over de Lekdijk tussen Amerongen en Klaphek bij Nieuwegein en de dijk naar het noorden tot aan de Meerndijk waarbij de Hollandse IJssel werd gevolgd.
Ook de Hinderdam in De Vecht die het water uit de Zuiderzee moet tegenhouden, valt onder Lekdijk Bovendams. Door de komst van de dam in de IJssel in 1285 is onderhoud van de dijk langs de IJssel minder belangrijk.
Organisatie
Het bestuur van het Hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams bestaat in 1323 uit een dijkgraaf en elf hoogheemraden. De dijkgraaf vertegenwoordigt de landsheer in Utrecht. De heemraden worden aangesteld door de kapittels, de abdijen en kloosters, de adel en de stad Utrecht. Deze organisaties krijgen deze invloed, omdat ze vermoedelijk hebben meebetaald aan de reparaties van de dijkdoorbraken bij Vreeswijk een jaar eerder.5
Het bestuur van het hoogheemraadschap wordt ondersteund door ambtenaren. De belangrijkste waren de secretaris en kameraar (sinds 1374). Deze laatste hield zich bezig met de financiën en enkele eeuwen, later werd dit de hoofd van de technische dienst. Daarnaast waren er dijkmeesters die toezicht hielden en het werk uitvoerden.
Drie keer per jaar controleerde het dijkcollege de dijk, legde het boetes op aan diegenen, die hun deel van de dijk niet goed onderhouden hadden. Er werd gecontroleerd in mei, in de zomer en in november. Een schouw bestond uit een hele stoet bestaande uit het college van dijkgraaf en heemraden, de ambtelijke ondersteuning en de dijkmeesters. Ook reed er een proviandwagen mee en tot de 16e eeuw was er een gewapende escorte. In totaal ging het snel om 40 personen.6
Een functie die tot 1845 voorkwam was de schutter, die loslopend vee moest terugbrengen.
Het archief van het Hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams gaat terug tot 1468. De rekeningen tot 1578.
Hervorming door Karel V
Onder Karel V wordt op 23 mei 1537 de organisatie verbeterd. Dit alles is gemotiveerd door de grote overstromingen in 1496 en 1523. Langs de dijk komen waakhuizen of worden bestaande huizen aangewezen als waakhuis bij hoog water. Tevens worden er dijkmagazijnen neergezet, waarin materiaal wordt opgeslagen om in geval van nood de dijk te kunnen bewaken of repareren. Dit gebeurt via een zogenaamd dijkleger dat in 1530 wordt ingesteld. Dit dijkleger kan worden opgeroepen tijdens hoogwater of calamiteiten.

Franse Tijd en later
In de Franse Tijd komen rond 1797 geleidelijk landeigenaren in het bestuur van het Hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams. Vanaf 1813 volgen benoemingen door de koning.
In 1841 verdwijnt de bevoegdheid van de dijkgraaf en hoogheemraden om recht te spreken en vanaf 1856 krijgen grondeigenaren de mogelijkheid zitting te nemen in het bestuur. Maar tot in de jaren 60 van de vorige eeuw domineert de adel.
Huisvesting
Het bestuur van het Hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams vergadert in Utrecht. Ze zit op het Janskerkhof en de Drift. Het zijn ook de notabelen uit de stad die de dienst uitmaken. Vanaf afstand wordt het wel en wee van de dijk bestuurd.
Later is er sprake van adel van het platteland. Een kantoor bij de dijk is dan mogelijk. in 1829 wordt een huis gekocht aan De Heul in Schalkwijk. Dit huis was van de bekende toneelspeler Andries Snoek. In 1865 brandt dit af en wordt het herbouwd in het huidige Dijkhuis.
In Utrecht is er ook huisvesting. Men vergadert aan de Ganzenmarkt, De Drift, de Nieuwe Gracht en de Keistraat.

Het verzorgingsgebied van het Hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams betreft de plaatsen Amerongen, De Bilt, Doorn, Driebergen, Houten, IJsselstein, Jutphaas, Maarssen, Vleuten-De Meern, Wijk bij Duurstede en Zeist. Per 1 januari 1971 wordt het Hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams opgeheven en gaat het over in het Waterschap Kromme Rijn.
Inkomsten
Inkomsten krijgt het Hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams via belasting, onderhoud, deelname aan het dijkleger en obligaties.
Belasting
De belasting wordt tot het jaar 1700 door de schout van elk gerecht dat wordt beschermd geïnd. Na 1700 volgt een ander incasseringssysteem waarbij de hogere gerechten langs de Utrechtse Heuvelrug minder hoeven te betalen. Ook binnen de steden Utrecht en Wijk bij Duurstede is sprake van een belastingvrijstelling.
Onderhoud
De dijk wordt onderhouden door landeigenaren. Daarvoor is de dijk in stukken verdeeld, waarbij iedereen een stuk voor zijn rekening naam.
Dijkleger
Het dijkleger bestaat uit personen die zijn vermeld op een zogenaamde monsterrol. Daarin staat wie en in welke volgorde moet verschijnen bij de Lekdijk, in het geval dat het dijkleger wordt opgeroepen.
In de 19e eeuw komt deze taak te liggen bij de gemeente. Wanneer het water stijgt tot boven klokkeslag, worden de noodklokken geluid. De dijkplichtigen gaan dan naar de waakhuizen op de dijk, waar de dijk wordt bewaakt. De waakmeesters moeten er dan voor zorgen dat door loopwachtende gehele dijk voortdurend in het oog wordt gehouden. Na de dijkverhogingen is het niveau van klokkeslag niet aangepast.
Obligaties
Bij grote werkzaamheden worden door het Hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams obligaties uitgegeven. De oudste eeuwigdurende obligatie waarop De Stichtse Rijnlanden nog steeds rente uitbetaalt is die van 1624. Het geld was nodig voor de reparatie van de dijk na de doorbraak van 1624. Na de doorbraak van 1638 wordt opnieuw een obligatie uitgegeven om de reparatie te betalen. In 1648 worden kribben aangelegd bij Honswijk. Ook hiervoor worden obligaties uitgegeven.
Noordelijke dijk belangrijker dan zuidelijke dijk
In 1803 is vastgesteld dat de noordelijke Lekdijk belangrijker is dan de zuidelijke Lekdijk, omdat de economische gevolgen bij een doorbraak van de noordelijke Lekdijk groter zijn. De noordelijke Utrechtse dijk is hoger en bij een eventuele doorbraak aan de Utrechtse kant, wordt de Gelderse kant doorgestoken. Soldaten moeten het dijkleger dan bewaken.7 Deze militairen zijn bewapend en voorzien van voldoende scherpe patronen.8
Dijkgraaf
De eerste dijkgraaf van het Hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams is in de 13e eeuw verschenen. De belangrijkste wereldlijke functie die de bisschop van Utrecht te vergeven had in het Nedersticht was het dijkgraafschap. Later valt de dijkgraaf onder Karel V en de Staten van Utrecht.
Periode Ten Goye (eigenaar Gouw Lek en IJssel)
- 1081–1108 Rodbertus Wilhelmus van Goye van Goor
- 1108–1122 Willem de Upgoye
- 1122–1126 Proost Dom en Oudmunster
- 1126–1157 Dirk de Upgoye
- 1157–1184 Willem de Upgoye
- 1184–1196 Willem de Upgoye
- 1196–1230 Walter de Upgoye
Vanaf 1122 is er sprake van interlokale samenwerking. Er wordt dan een nieuwe stevige dijk aangelegd. De rol van Ten Goye wordt kleiner. Na de overstromingen rond 1230 ontstaan er dijkgraven, die zich concentreren op onderhoud van de Lekdijk.
Van het eind van de middeleeuwen zijn de volgende dijkgraven bekend:
- 1422–1424 Frederik Borre
- 1436–1443 Frederik Borre
- 1459–1476 (+ 1485?) Jan (Johan) van Zuilen van Natewisch
Daarna komt het dijkgraafambt langere tijd in het bezit van het geslacht Zoudenbalch. We zien optreden als dijkgraaf:
- 1497–1530 Evert II Zoudenbalch
- 1530–1536 Evert Evertsz. Zoudenbalch
- <1554–1558 Jan van Zoudenbalch
- 1558–1568 Johan van Eck
- 1568–1578 Gerrit XVI van Zoudenbalch
- 1578–???? Hubert van Zoudenbalch
- <1591–1603 Gerrit van Zoudenbalch
- 1603–1606 Maximiliaan van Baexen
- 1606–1610 Frederick van Baexen
- 1610–1619 Dirk van Zuilen van Drakenborg
- 1619–1668 Hendrik X Zoudenbalch
- 1668–1702 Everard van Weede
- 1702–1703 Godart van Ginkel
- 1703–1707 Steven Frederick van der Capelle
- 1707–1715 Frederick van Nassau
- 1715–1721 Pieter Haek de Jongh
- 1721–1748 Johan de Milan Visconti tot Nyveld
- 1748–1755 Diderik van Lockhorst
- 1755–1788 Anthony François Godin
- 1788–1795 Fredrik Christiaan Rynhard van Reede
Tussen 14 februari 1795 en 5 april 1815 is er geen dijkgraaf en hebben de heemraden een wisselende voorzitter.
- 1815–1854 Jan Hendrik van Lynden van Lunenburg
- 1854–1867 Karel Hendrik van Hengst9
- 1867–1882 Willem Jacob de Pesters
- 1882–1890 Johan Huydecoper van Maarsseveen
- 1891–1897 Willem Jan Rooijaards van den Ham
- 1897–1914 Hendrikus Paulus Cornelis Bosch van Drakestein van Nieuw Amelisweerd
- 1914–1919 Willem Arnoud van Beeck Calkoen
- 1919–1932 Gijsbert Carel Duco d’ Aumale banon van Hardenbroek
- 1932–1941 Willem Jabes van Beeck Calkoen
- 1941–1953 Arent Mijndert Albert van Boetzelaer van Loenen van Wolferen10
- 1954–1963 Lodewijk Eduard de Geer van Oudegein
- 1964–1971 Willem Hendrik de Beaufort (daarna dijkgraaf bij Waterschap Kromme Rijn)
Noten
- De Kromme Rijn in de Middeleeuwen – C. Dekker (1983), pag 591 ↩︎
- Buisman plaatst de overstroming bij voorkeur in 1233, maar sluit ook 1230 niet uit. ↩︎
- De Stichtse Rijnlanden, geschiedenis van de zuidelijke Utrechtse waterschappen – M. Donkersloot-de Vrij (et al.) (1993) ↩︎
- De Kromme Rijn in de Middeleeuwen – C. Dekker (1983), pag 595 ↩︎
- De Kromme Rijn in de Middeleeuwen – C. Dekker (1983), pag 593 ↩︎
- De Stichtse Rijnlanden, geschiedenis van de zuidelijke Utrechtse waterschappen – M. Donkersloot-de Vrij (et al.) (1993) ↩︎
- De Lekdijk van Amerongen naar Vreeswijk – Ad van Bemmel (2009) ↩︎
- De Noorder-Lekdijk bovendams en de doorsteking van den Zuider-Lekdijk bij Culemborg 1803-1813 – J. W. Welcker (1880) ↩︎
- In 1856 werd een termijn voor de benoeming van dijkgraaf en hoogheemraden ingevoerd, namelijk 9 jaar. ↩︎
- In 1944 noemt J.P. van Voorst van Beest zich dijkgraaf ↩︎
